Welkom op de website van Dutch Aviation Publications, uitgeverij van boeken over de geschiedenis van de Nederlandse luchtvaart.
Het jaar 1919 is in de Nederlandse luchtvaart natuurlijk vooral de geschiedenis ingegaan als het jaar van de ELTA, de Eerste Luchtverkeer Tentoonstelling Amsterdam. Niet veel later werd de KLM opgericht. Anthony Fokker richtte op 21 juli 1919 de Nederlandsche Vliegtuigenfabriek op. Maar er waren in die tijd veel meer luchtvaartondernemingen die overal in het land vliegdemonstraties verzorgden. De vliegtuigen van die ondernemingen werden gebruikt voor rondvluchten, vlieglessen, een enkele keer voor kortstondige luchtverbindingen. In nog zeldzamere gevallen beschikte iemand over een privévliegtuig. Daarnaast werden in Nederland in die tijd ook nog enkele vliegtuigen gebouwd voor de burgerluchtvaart, in de regel zonder veel succes.
In de zomer van 1919 kwamen diverse buitenlandse vliegers naar Nederland, al dan niet met hun eigen vliegtuig. In Nederland, dat buiten de oorlog was gebleven, bestond bij het publiek grote belangstelling voor dat nieuwe fenomeen, de luchtvaart. Men had er wel veel over gehoord, maar nog weinig gezien, want de militaire vliegerij in Nederland stelde tijdens de wereldoorlog niet veel voor. Bovendien was in Nederland, anders dan in de verarmde oorlogvoerende landen, geld te verdienen met vliegdemonstraties. De meeste vliegers kwamen uit Duitsland, al waren er ook enkele Fransen en Britten, een Oostenrijker en een Turk onder. Diverse Duitse vliegtuigbouwers weken uit naar het buitenland en ook in dit opzicht was Fokker niet de enige. De Nederlandse vliegtuigfabriek Van Berkel had contacten met Friedrichshafen en Dornier en de kortstondige vliegtuigfabriek van de NAVO te Cuyk had banden met Kondor.
Zo zijn hebben de periode 1919 tot 1922 heel wat vliegtuigen zonder registratie rondgevlogen, en vaak ook zonder veel sporen na te laten. Dit alles kan worden samengevat onder de naam ‘wilde luchtvaart’.
438 pagina's, bijna 400 foto's, hardback
Prijs €49,95
ISBN 9789491993183
Recensies
Recensie van NBD Biblion, de Gezamenlijke bebliotheken in Nederland
Een informatief boek over de 'wilde luchtvaart' in Nederland in de periode 1919-1922, toen veel vliegtuigen zonder registratie rondvlogen. In deze tijdsperiode vond de Eerste Luchtverkeer Tentoonstelling Amsterdam (ELTA) plaats, KLM werd opgericht, Anthony Fokker richtte de Nederlandsche Vliegtuigenfabriek op en er kwamen diverse buitenlandse vliegers naar Nederland. In Nederland ontstond er veel belangstelling voor dat nieuwe fenomeen, de luchtvaart. De periode van de 'wilde luchtvaart' werd afgesloten met het Internationaal Concours Aviatique Rotterdam (ICAR). Onderhoudend geschreven. Met zwart-witfoto's. Voor lezers met verregaande interesse in het onderwerp.
Arno Landewers in het decembernummer van 2022 van ‘LUCHTVAARTKENNIS’, het tijdschrft van de Afdeling Luchtvaartkennis van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart.
Harm Hazewinkel en Theo Wesselink hebben de jaren van de “Wilde Luchtvaart” in Nederland, 1919-1922, geboekstaafd. De vaste lezers van LUCHTVAARTKENNIS zullen diverse bekende namen tegenkomen; menig (veelal buitenlands, met name Duitse) vlieger en al die veelal kort bestaande bedrijfjes met ambitieuze namen waren in het verleden al eens onderwerp in ons blad. Het boek is dan ook een culminatie van jarenlang onderzoek en verzamelen en wordt geïllustreerd met verrassend veel foto’s (in totaal zo'n 400). Het is lovenswaardig dat al deze informatie nu is gebundeld en (ten opzichte van eerdere publicaties in artikel vorm) dikwijls aangevuld. Maar het werk behandelt meer dan al die vliegdemonstraties, en de vliegers en bedrijven die er bij betrokken waren. Hoewel deze het grootste deel van het boek in beslag nemen (zo’n 140 pagina’s) wordt een en ander in bredere context gezet door een beschrijving van de stand van de luchtvaart in de ons omringende landen aan het einde van de Eerste Wereldoorlog.
Want, het overgrote deel van zowel de vliegers als de vliegtuigen die tot 1922 in Nederland actief waren, kwamen uit onze buurlanden. In Nederland was geld te verdienen met vliegdemonstraties en rondvluchten, anders dan in de door de oorlog verarmde landen. En de in de Wapenstilstandsovereenkomst aan Duitsland opgelegde forse beperkingen op de vliegtuigbouw leidden tot enkele initiatieven tot het verplaatsen van de activiteiten naar Nederland (Junkers, Kondor, mogelijke licentiebouw van Junkers en Domier) die alle echter niet of nauwelijks van de grond kwamen. De activiteiten van Kondor zorgden wel voor de komst van Walter Rethel naar Nederland; hij zou later overstappen naar Fokker en de F.VII ontwerpen. Grote uitzondering op de mislukte pogingen vliegtuigbouw uit Duitsland naar Nederland te verplaatsen was natuurlijk Fokker. In een hoofdstuk over zijn terugkeer wordt aannemelijk gemaakt dat al voor die gebeurtenis de overname van een LVA-order voor Spijker V.3 en V.4’s door Fokker (met D.VII’s en C.I’s) bekokstoofd was.
Het werk behandelt alle activiteiten rond civiele luchtvaart in Nederland in de periode tussen 1919 en 1922, en dat zijn naast de “wilde activiteiten” (de rondtrekkende vliegers met hun bedrijfjes die demonstraties en rondvluchten verzorgden) en de vliegtuigbouw activiteiten (naast Fokker o.a. Carley, Spijker, NVI en Van Berkel) ook onder meer de zonder uitzondering na korte tijd weer gestopte (veelal door buitenlandse bedrijven uitgevoerde) lijnvluchten, de eerste jaren van de KLM, de eerste particuliere vliegers, de Carley’s vliegschool en de initiatieven om een vlucht naar Nederlands-Indië te maken. Interessant zijn ook de beschrijvingen van de pogingen luchthavens op te richten, veelal inspanningen tijdelijke vliegvelden een meer permanente status te geven. Het meest ambitieuze plan moet wel voor Ockenburg zijn geweest; een consortium gefortuneerden liet een architectenbureau een compleet “vliegpark” uitwerken, inclusief een “vlieghuis” dat aan de Laan van Meerdervoort had moeten komen.
Hoewel de titel wellicht anders doet vermoeden, sluit het boek af met een beschrijving van het Internationaal Concours Aviatique Rotterdam (ICAR), gevolgd door een inventaris van de civiele vliegtuigen in Nederland tussen 1919 en 1922. Die inventaris (zo’n 150 toestellen bevattend) is op type gerangschikt, omdat uiteindelijk alleen de KLM-vliegtuigen in het luchtvaartuigregister hoefden te worden ingeschreven. Het is vrijwel onmogelijk de individuele geschiedenis en identiteit van alle vliegtuigen te achterhalen. En gelukkig ontbreekt een personenregister niet (met 450-500 namen!). Prima en interessant boek, over een tot nu toe nooit eerder geboekstaafd onderwerp.